Bij de fietsenmaker
‘Prrrr, prrr, prrrr tjoe…ptltltltltltlpppp.’
‘Oh…’
‘Ja. Zo klinkt het dan. Wat zou dat kunnen zijn?’
‘Ik kan het niet zo een-twee-drie herkennen.’
‘Prrrr, prrr, prrrr tjoe…ptltltltltltlpppp…’
‘Nee, sorry… er gaat geen belletje rinkelen.’
‘Het is ook geen belletje meneer, het is meer een gepruttel.’
‘Ja. Dat begrijp ik, ik bedoel dat ik geen idee heb wat het kan zijn.’
‘U weet niet wat prrrr, prrr, prrrr tjoe…ptltltltltltlpppp kan betekenen?’
‘Nee.’
‘U zegt net toch dat u ook bromfietsen repareert?’
‘Ja…maar…’
‘Nou, als ik de bromfiets start, maakt ie dit geluid: prrrr, prrr, prrrr tjoe…ptltltltltltlpppp.’
‘Ja, maar…’
‘Wat zou het kunnen zijn hè, zegt u het maar, meneer.’
‘Ik denk dat u beter even langs kunt komen met uw bromfiets. Dan kijk ik er even naar.’
‘Oh. Ja, als dat moet…’
‘Ja, dat is denk ik het meest handige.’
‘U weet niet zo uit de losse pols wat het zou kunnen zijn?’
‘Nee, het spijt me. Ik weet niet wat het zou kunnen zijn.’
‘Zal ik het nog een keertje voordoen?’
‘Nee, dat helpt echt niet. Komt u vanmiddag terug met uw bromfiets.’
‘Dat moet.’
‘Ja.’
‘Als ie start kom ik vanmiddag.’
‘Als ie start, uiteraard.’
Leave a comment