Fictie, denk ik (6)
‘Je bent te laat’, zegt ze. Ze loopt meteen de huiskamer in. Hij veegt zijn schoenen op de mat en twijfelt even. Zou ze willen dat hij ze uittrekt? Hij denkt aan de sokken die hij draagt. Hij weet niet … Continue reading
‘Je bent te laat’, zegt ze. Ze loopt meteen de huiskamer in. Hij veegt zijn schoenen op de mat en twijfelt even. Zou ze willen dat hij ze uittrekt? Hij denkt aan de sokken die hij draagt. Hij weet niet … Continue reading
‘We schatten ons gedrag bij verandering vaak positiever in dan terecht is.’ Dit is een zin uit een boek dat ik nu herlees. Een studieboek dit keer. Want kennis zakt in het dagdagelijkse soms dieper weg dan een archeoloog zou … Continue reading
De mensen breiden hun huizen naar buiten uit. Allemaal binnen het legale uiteraard. Geen centimeter gestolen. Burenruzies voorkomend. Wel is heel duidelijk waar de nieuwe grenzen liggen. Zo staan er steeds meer bloembakken om aan te geven waar het openbaar … Continue reading
Ik wandel over tekeningen. Ik zie een robot. Een grote bloem. Een vogel. ‘De beste kindere’ staat erbij. Iemand heeft erachter gezet: van de buurt. Wellicht om elke twijfel weg te nemen. Dit is gemaakt door de beste kinderen van … Continue reading
Ik vind de grijze vlammen in mijn haar best te doen. Misschien komt dat ook omdat de zon schijnt. Of omdat er ergere dingen zijn dan grijzer worden. Want zo vanzelfsprekend is dat niet meer. Het blijkt overigens dat mijn … Continue reading
Hij heeft zijn handen in de zakken van zijn zwarte pantalon. Een zonnebril op zijn neus. Wit overhemd aan. Als ik het niet wist zou ik kunnen denken dat hij kelner was. Bij een kroeg op het Leidseplein. Of Rembrandtplein. … Continue reading
‘Het is maar goed dat ze dit niet meer hoeft mee te maken’, zegt ze terwijl ze wat achter me in de verte kijkt. Ik heb deze zin vaker gehoord de afgelopen dagen. En ook zelf over nagedacht. Maar goed … Continue reading
Nee. Ze weigert. Die jurk kan ik op mijn buik schrijven. Op mijn buik leggen eigenlijk. Ik mag de jurk over mijn grote hoofd wurmen, mijn armen proberen door de mouwtjes te steken en de roesjes tot net boven mijn … Continue reading
Ga zelluf stil zijn! roept het buurmeisje. Ze heeft haar handen in haar zij en stampt met haar voeten. Haar schouders trekt ze nog hoger op en zucht dan zo luid als een diepe zucht kan luiden. Wie zelluf stil … Continue reading
Nooit weggaan zonder afscheid nemen. En zeker niet met ruzie. Mijn moeder was er stellig in. Woorden in de ochtend? Eerst uitpraten, dan pas weg. Ik werd er als puber tureluurs van. Bokkig een halve omhelzing, een traan, een kus. … Continue reading